ECLI:NL:CRVB:2015:2807
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor geduide functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die een WIA-uitkering aanvroeg, was van mening dat hij volledig arbeidsongeschikt was als gevolg van psychische klachten, waaronder PTSS. De Raad beoordeelde de argumenten van de appellant en de medische gegevens die door het Uwv waren verstrekt. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep de belastbaarheid van de appellant op de relevante datum, 2 maart 2012, correct hadden ingeschat. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen aanleiding was om de conclusies van de verzekeringsarts in twijfel te trekken, en de Raad bevestigde deze conclusie. De Raad wees erop dat de appellant, ondanks zijn psychische klachten, in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, en dat hij de Nederlandse taal op basaal niveau moest beheersen, gezien zijn langdurige verblijf en werkervaring in Nederland. De Raad concludeerde dat de geduide functies medisch geschikt waren voor de appellant en dat er geen reden was om aan te nemen dat de verzekeringsarts de beperkingen van de appellant had onderschat. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.