ECLI:NL:CRVB:2015:2807

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 augustus 2015
Publicatiedatum
19 augustus 2015
Zaaknummer
13/3480 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor geduide functies

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die een WIA-uitkering aanvroeg, was van mening dat hij volledig arbeidsongeschikt was als gevolg van psychische klachten, waaronder PTSS. De Raad beoordeelde de argumenten van de appellant en de medische gegevens die door het Uwv waren verstrekt. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep de belastbaarheid van de appellant op de relevante datum, 2 maart 2012, correct hadden ingeschat. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen aanleiding was om de conclusies van de verzekeringsarts in twijfel te trekken, en de Raad bevestigde deze conclusie. De Raad wees erop dat de appellant, ondanks zijn psychische klachten, in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, en dat hij de Nederlandse taal op basaal niveau moest beheersen, gezien zijn langdurige verblijf en werkervaring in Nederland. De Raad concludeerde dat de geduide functies medisch geschikt waren voor de appellant en dat er geen reden was om aan te nemen dat de verzekeringsarts de beperkingen van de appellant had onderschat. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 22 mei 2013, 12/1153 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.A.N.H. Verkoeijen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2015. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn zoon [naam zoon] en mr. R.A.H.N. Verkoeijen. Het Uwv is, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 19 januari 2012 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant met ingang van 2 maart 2012 geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is ontstaan omdat hij vanaf die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van
28 juni 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsgeneeskundige advisering, gelet op de verrichte onderzoeksactiviteiten, in overeenstemming is met de geldende regelingen en de overigens daaraan te stellen eisen. Gelet op alle voorhanden zijnde medische gegevens bestaan er geen aanknopingspunten om de conclusies van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek in twijfel te trekken. Voorts kan de verzekeringsarts worden gevolgd in zijn - door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onderschreven - conclusie dat uit de beschikbare medische gegevens geen medische toestand of objectief vaststelbare factoren in relatie tot de (psychische) ziekte zijn af te leiden op grond waarvan er voor appellant een urenbeperking aan de orde zou zijn. Het bestreden besluit berust daarom op een juiste medische grondslag. Naar het oordeel van de rechtbank is ook de arbeidskundige beoordeling in overeenstemming met de geldende regelgeving en de overigens daaraan te stellen eisen. Niet gebleken is dat er functies zijn geselecteerd die boven het opleidingsniveau van appellant uitgaan. Gelet op zijn in Turkije genoten opleiding en zijn werkervaring in Nederland mag er daarbij van uit worden gegaan dat appellant de Nederlandse taal basaal moet kunnen beheersen. Appellant moet naar het oordeel van de rechtbank op en na 2 maart 2012 daarom in staat zijn meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen.
3. In hoger beroep is namens appellant aangevoerd dat hij als gevolg van zijn psychische gezondheidsklachten mogelijk als gevolg van PTSS medisch volledig arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. Zijn beperkingen zijn onvoldoende in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) verdisconteerd. Daarnaast is appellant in ieder geval niet in staat 40 uren per week te werken. Appellant vindt steun voor het voorgaande in het feit dat hij ten gevolge van genoemde klachten inmiddels gedwongen is opgenomen en aan hem mede als gevolg van die opname een uitkering ingevolge de Wet WIA is toegekend. De beperkingen die uitgangspunt waren voor deze toekenning waren ook al aanwezig op de datum hier in geding. Gelet op de zwaardere beperkingen zijn de geduide functies medisch niet geschikt. Ook op grond van andere arbeidskundige redenen is appellant niet in staat de geduide functies te vervullen, nu hij de Nederlandse taal vrijwel niet beheerst. Ten onrechte wordt er daarom van uitgegaan dat appellant beschikt over het voor de functies geldende opleidingsniveau; appellant is immers niet in staat tot het lezen en schrijven van de Nederlandse taal op basisschoolniveau.
4. Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
De gronden waarop het hoger beroep berust zijn voor een groot deel een herhaling van hetgeen door appellant in bezwaar en beroep is aangevoerd.
5.2.
Terecht is de rechtbank van oordeel dat beschikbare gedingstukken geen aanleiding geven tot twijfel aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep met betrekking tot de belastbaarheid van appellant op de hier in geding zijnde datum
2 maart 2012. Terecht wijst de rechtbank er daarbij op dat de informatie van de behandelend sector uitdrukkelijk en in voldoende mate bij de beoordeling door de verzekeringsarts en verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv zijn betrokken. Die laatste verzekeringsarts heeft - naast dossierstudie - appellant tijdens de hoorzitting gezien en bevraagd over zijn gezondheidssituatie. Op grond van zijn bevindingen bestond er geen aanleiding om de oorspronkelijke FML aan te scherpen. Daarbij heeft die verzekeringsarts in zijn rapport van 19 juni 2012 uitgebreid en inzichtelijk gemotiveerd waarom er voor appellant noch op energetische gronden, noch in het kader van de beschikbaarheid noch op preventieve gronden een duur/urenbeperking aan de orde is. Het enkele feit dat aan appellant in verband met een gedwongen opname bij besluit van 5 augustus 2013 per 15 april 2013 een
WGA-loonaanvullingsuitkering is toegekend brengt, zoals het Uwv terecht opmerkt, niet met zich dat voor appellant op de hier in geding zijnde datum, 2 maart 2012, dezelfde beperkingen zouden moeten worden aangenomen. Daaraan staat in de weg dat er ruim een jaar is gelegen tussen beide data. Voorts wijzen de gedingstukken in een andere richting. De behandelend psychiater van appellant heeft in zijn brief van 27 december 2011 opgemerkt “(….) Diagnostisch is er sprake van een matige depressie. (….) Na het instellen op de Sertraline en tevens klinische behandeling is de psychische toestand van patiënt aan het verbeteren: (….).” Uit de medische gedingstukken blijkt ook dat wanneer appellant zijn medicatie trouw gebruikt, dit zijn psychische toestand in positieve zin beïnvloedt. Er bestaat gelet op het voorgaande dan ook geen aanleiding aan te nemen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep met de in de FML van 12 januari 2012 de bij appellant op de datum hier in geding bestaande beperkingen bij het verrichten van arbeid heeft onderschat.
5.3.
Uitgaande van de juistheid van de FML van 12 januari 2012 komt de rechtbank in de overwegingen 13 en 14 van de aangevallen uitspraak terecht tot het oordeel dat de voorbeeldfuncties die door de arbeidsdeskundige blijkens zijn rapport van 17 januari 2012 aan de schatting ten grondslag zijn gelegd in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bevestigt in zijn rapport van 26 juni 2012 het oordeel van de arbeidskundige dat de belasting in de voorgehouden functies - gezien ook de bij de signaleringen gegeven motivering - in voldoende mate strookt met de belastbaarheid van appellant. Verwijzend naar zijn uitspraak van 7 mei 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BM3879) onderschrijft de Raad het oordeel van de rechtbank dat van appellant, gelet op diens in Turkije genoten opleiding, het feit dat hij al 30 jaar in Nederland woonachtig is en hij vele jaren alhier arbeid heeft verricht, kan worden verwacht dat hij de Nederlandse taal in ieder geval basaal beheerst.
De Raad wijst er daarbij nog op dat de arbeidsdeskundige in eerdergenoemd rapport weliswaar opmerkt dat appellant matig Nederlands spreekt, maar dat hij wel eenvoudige vragen verstaat en soms basaal antwoord geeft. De verzekeringsarts bezwaar en beroep constateert tijdens de hoorzitting eveneens dat appellant het Nederlands redelijk kan volgen, nu appellant ook reageert zonder dat er vertaling heeft plaatsgevonden. Tot slot komt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep - naar aanleiding van hetgeen appellant in beroep hierover aanvoert - in zijn rapport van 17 september 2012 tot de conclusie dat appellant, na zoveel jaren in Nederland woonachtig te zijn geweest en in Nederland te hebben gewerkt, het Nederlands basaal moet kunnen beheersen en dat voor hem opleidingsniveau 2 daarom juist is.
6. Gelet op hetgeen onder 5.3 en 5.4 is overwogen treft het hoger beroep geen doel. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
7. Nu het hoger beroep niet slaagt, zal het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding worden afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door P.H. Banda, in tegenwoordigheid van M. Crum als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2015.
(getekend) P.H. Banda
(getekend) M. Crum
JvC