Uitspraak
11 juli 2013, 12/1504 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellant, die zich ziek had gemeld vanwege klachten van hoofdpijn, dubbelzien en warme voeten, had een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was en had zijn aanvraag afgewezen. Appellant was het niet eens met deze beslissing en had hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat zijn klachten door de verzekeringsarts waren onderschat.
De Raad heeft het procesverloop in detail bekeken, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. G.A. Versteegh. Het Uwv had zich niet laten vertegenwoordigen op de zitting. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen redenen waren om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de door het Uwv vastgestelde beperkingen adequaat waren gemotiveerd en dat appellant in staat was om de geselecteerde functies te vervullen.
De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd, omdat appellant niet voldoende objectieve medische informatie had overgelegd om zijn standpunt te onderbouwen. De in hoger beroep overgelegde stukken gaven geen aanleiding om het oordeel van de rechtbank te weerleggen. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.