ECLI:NL:CRVB:2015:2848
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor kosten van woninginrichting in verband met verhuizing
In deze zaak gaat het om de weigering van bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting in verband met een verhuizing. Appellant, die in 2011 vanuit Aruba naar Nederland kwam, heeft in 2012 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand na zijn verhuizing naar een nieuwe woning. Het Drechtstedenbestuur heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen noodzaak tot verhuizen bestond. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig bekeken. Appellant heeft aangevoerd dat zijn inwoning bij zijn zus onhoudbaar was en dat hij door de hoge kosten van inwoning niet in staat was om te reserveren voor de verhuizing. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een acute noodzaak tot verhuizen was. De verklaringen van de zus van appellant gaven niet voldoende aanleiding om te twijfelen aan de eerdere bevindingen van de rapporteur, die had opgemerkt dat appellant in principe langer bij zijn zus had kunnen blijven wonen.
De Raad heeft bevestigd dat het aan appellant is om feiten te stellen en aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor toekenning van bijzondere bijstand is voldaan. De Raad heeft de conclusie van de rechtbank onderschreven dat appellant niet heeft aangetoond dat de kosten van woninginrichting noodzakelijk waren. De uitspraak van de rechtbank is dan ook bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 augustus 2015.