ECLI:NL:CRVB:2015:2849
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Beoordeling aanvraag Bbz-uitkering en WWB-aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Winsum
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, een eenmanszaak die cateringdiensten verleent, had op 2 mei 2012 een uitkering op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) aangevraagd. Het college van burgemeester en wethouders van Winsum heeft deze aanvraag op 3 augustus 2012 buiten behandeling gesteld, omdat er geen concrete plannen waren voor het starten van een nieuwe onderneming. De appellant heeft vervolgens bezwaar gemaakt, maar dit werd op 5 februari 2013 niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging. Hij stelde dat het college ook had moeten toetsen of hij in aanmerking kwam voor een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). De Raad oordeelde dat het college niet verplicht was om de aanvraag voor Bbz ook als WWB-aanvraag op te vatten. De Raad bevestigde dat voor elke specifieke uitkering een afzonderlijke aanvraag vereist is en dat de appellant bewust had gekozen voor de Bbz-aanvraag. De Raad concludeerde dat de communicatie tussen het college en de appellant niet optimaal was, maar dat dit niet leidde tot de verplichting voor het college om de aanvraag om te zetten naar een WWB-aanvraag.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 18 augustus 2015.