ECLI:NL:CRVB:2015:2891
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor eigen bijdrage in kosten van rechtsbijstand en griffierecht
In deze zaak heeft appellant op 18 februari 2013 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand en het griffierecht, ter hoogte van € 1.424,50. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Zwolle op 3 april 2013, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die bijstandsverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigden. Het college stelde dat de kosten voor de rechtsbijstand al voor de aanvraagdatum in rekening waren gebracht, waardoor artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de WWB van toepassing was. Dit artikel vormt een beletsel voor bijstandsverlening ter aflossing van schulden.
De rechtbank Overijssel verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat er sprake is van buitenwettelijk beleid van het college, dat ruimte biedt voor het verlenen van bijzondere bijstand, zelfs na het verstrekken van de toevoeging en de factuur. Appellant stelde dat de lange termijn tussen de factuurdata en de aanvraag niet tegengeworpen kon worden, omdat het buitenwettelijke beleid geen termijn voor indiening vermeldt.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er sprake is van schulden en dat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de WWB in beginsel een beletsel vormt voor bijzondere bijstandsverlening. De Raad heeft ook geoordeeld dat appellant niet heeft aangetoond dat er sprake is van buitenwettelijk beleid en dat de nieuwe gedragslijn van het college, die na de indiening van de aanvraag is ontstaan, niet van toepassing is op deze zaak. Het hoger beroep van appellant is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd.
Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.