In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellante, die eerder een ZW-uitkering ontving, was hersteld verklaard voor haar geselecteerde functies in het kader van de WIA-uitkering. De Raad oordeelde dat er voldoende medische en arbeidskundige grondslag was voor de intrekking van de ZW-uitkering. Appellante had zich ziek gemeld vanwege diverse klachten, waaronder psychische klachten en gynaecologische klachten. De verzekeringsarts van het Uwv had vastgesteld dat de gynaecologische klachten reëel waren, maar niet leidend tot arbeidsbelemmering. De psychische klachten, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis, werden niet als zodanig beoordeeld dat deze een belemmering vormden voor het verrichten van arbeid. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en dat appellante geen onderbouwd medisch oordeel had overgelegd dat de conclusies van het Uwv tegensprak. De uitspraak bevestigde dat de hersteldverklaring op basis van de geselecteerde functies gerechtvaardigd was.