ECLI:NL:CRVB:2015:2947
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Geen recht op uitkering op grond van de Wet WIA wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.P. Sanchez Montoto, had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 15 juli 2011, waarin werd vastgesteld dat hij met ingang van 31 augustus 2011 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het bezwaar van de appellant tegen dit besluit werd ongegrond verklaard in een besluit van 10 juni 2013.
De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat de belastbaarheid van de appellant niet was onderschat. De appellant had geen nieuwe medische gegevens overgelegd en de reeds bekende gegevens waren in het onderzoek meegenomen. De rechtbank zag geen aanknopingspunten om de vastgestelde beperkingen van de appellant op de datum van 31 augustus 2011 in twijfel te trekken.
In hoger beroep voerde de appellant aan dat de rechtbank ten onrechte aannam dat het oordeel van de verzekeringsarts op juiste wijze tot stand was gekomen. Hij stelde dat de verzekeringsarts hem in de bezwaarfase opnieuw had moeten onderzoeken, gezien de lange duur van de procedure. De Raad oordeelde echter dat de stelling van de appellant niet slaagde. De Raad bevestigde dat de verzekeringsarts voldoende informatie had om tot zijn oordeel te komen en dat de gezondheidssituatie van de appellant op de datum in geding niet relevant was voor de beoordeling van de uitkering. De Raad concludeerde dat de appellant medisch gezien in staat was de geselecteerde voorbeeldfuncties te vervullen en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.