ECLI:NL:CRVB:2015:2958
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek met betrekking tot kleurenblindheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die laatstelijk als timmerman werkzaam was, had zich ziek gemeld met rugklachten en ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat de appellant met ingang van 3 september 2012 geen recht op een WIA-uitkering had, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant heeft hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend, maar meldde zich op 14 september 2012 opnieuw ziek. Na onderzoek concludeerde de verzekeringsarts van het Uwv dat er geen aanleiding was om tot een ander oordeel over de belastbaarheid van appellant te komen. Het Uwv heeft vervolgens vastgesteld dat appellant geen recht op een WIA-uitkering had, omdat zijn mogelijkheden om te werken niet minder waren geworden. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. Appellant betoogde in hoger beroep dat het Uwv zijn beperkingen had onderschat, met name met betrekking tot zijn kleurenblindheid. De Raad oordeelde echter dat de verzekeringsarts voldoende rekening had gehouden met de kleurenblindheid van appellant en dat de functies die aan hem waren voorgehouden, in overeenstemming waren met zijn belastbaarheid. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.