Uitspraak
27 mei 2014, 13/8272 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante op 1 juli 2013 een aanvraag voor bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, waarbij zij heeft opgegeven te wonen op een specifiek adres in Nijmegen. Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen heeft echter onderzoek gedaan naar haar woonsituatie. Dit onderzoek omvatte observaties en een huisbezoek op 20 augustus 2013, waaruit bleek dat de woning op het opgegeven adres leeg was en niet geschikt voor bewoning. De bevindingen van het college leidden tot de conclusie dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij haar hoofdverblijf op het opgegeven adres had. Hierdoor werd haar aanvraag voor bijstand afgewezen op 28 augustus 2013.
De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij betwistte dat zij niet op het opgegeven adres woonde. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de bewijslast voor het aantonen van bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt. De Raad concludeerde dat appellante niet voldoende bewijs had geleverd van haar woonadres, en dat de omstandigheden tijdens het huisbezoek niet wezenlijk duidden op bewoning.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellante om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door J.F. Bandringa, met C.M. Fleuren als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 1 september 2015.