ECLI:NL:CRVB:2015:3028

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 september 2015
Publicatiedatum
8 september 2015
Zaaknummer
13-5330 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting

In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege een schending van de inlichtingenverplichting door appellanten. Appellanten ontvingen sinds 25 februari 2005 bijstand naar de norm voor gehuwden. Naar aanleiding van een melding van het Inlichtingenbureau, dat via een koppeling met het kentekenregister van de RDW had vastgesteld dat er meerdere kentekens op naam van appellant stonden, heeft de sociale recherche van de gemeente Haarlemmermeer een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellanten niet aan hun inlichtingenverplichting hadden voldaan, wat resulteerde in een herziening van de bijstand over de periode van oktober 2005 tot en met september 2010 en een terugvordering van € 18.621,60.

Het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer heeft op 20 januari 2012 de bijstand van appellanten herzien en de gemaakte kosten teruggevorderd. Na een bestreden besluit op 24 juli 2012, waarin de bijstand over september 2010 werd ingetrokken en een terugvordering van € 1.516,07 werd vastgesteld, hebben appellanten beroep aangetekend. De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep ongegrond, waarna appellanten in hoger beroep gingen.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 8 september 2015 geoordeeld dat appellanten niet hebben aangetoond dat zij aan hun inlichtingenverplichting hebben voldaan. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat appellanten niet voldoende bewijs hebben geleverd dat zij de relevante mutatieformulieren tijdig en op de juiste wijze bij het college hebben ingediend. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/5330 WWB, 13/5331 WWB
Datum uitspraak: 8 september 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
20 augustus 2013, 12/4132 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] (appellant) en [appellante] (appellante) te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. B. Wernik, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2015. Namens appellanten is
mr. Wernik verschenen. Het college heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten ontvangen vanaf 25 februari 2005 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor gehuwden.
1.2.
Naar aanleiding van een melding van het Inlichtingenbureau, dat door een bestandskoppeling met het kentekenregister van de Dienst Wegverkeer (RDW) heeft vastgesteld dat op naam van appellant meerdere kentekens geregistreerd stonden, heeft de sociale recherche van de gemeente Haarlemmermeer een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellanten verleende bijstand. In dat kader heeft de sociale recherche onder meer dossieronderzoek gedaan, het kentekenregister van RDW geraadpleegd en appellant verhoord. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 11 januari 2012.
1.3.
Naar aanleiding van de onderzoeksbevindingen heeft het college bij besluit van 20 januari 2012 de bijstand van appellanten over de periode van oktober 2005 tot en met september 2010 herzien (lees: ingetrokken) en de gemaakte kosten van bijstand over deze periode tot een bedrag van € 18.621,60 van appellanten teruggevorderd. Tevens is de bijstand bij wijze van maatregel over de maand februari 2012 met 100% verlaagd.
1.4.
Bij besluit van 24 juli 2012 (bestreden besluit) heeft het college het besluit van 20 januari 2012 herroepen, bepaald dat de bijstand over de maand september 2010 wordt ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand over die maand tot een bedrag van € 1.516,07 van appellanten teruggevorderd. Daarnaast heeft het college de maatregel vastgesteld op 20% gedurende een maand.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Niet betwist wordt dat in de periode vanaf oktober 2009 tien kentekens van motorvoertuigen en brommers op naam van appellant geregistreerd hebben gestaan. Het geschil is beperkt tot de vraag of appellanten aan het college hebben gemeld dat twee kentekens van brommers [kenteken 1] en [kenteken 2] ) op naam van appellant hebben gestaan. Appellanten zijn ingevolge artikel 17, eerste lid, van de WWB verplicht om het college hiervan op de hoogte te stellen.
4.2.
Appellanten hebben aangevoerd dat zij aan hun inlichtingenverplichting hebben voldaan en dat zij tijdig en op juiste wijze de relevante mutatieformulieren bij het college hebben ingediend. Zij hebben iedere maand de formulieren persoonlijk ingeleverd bij het desbetreffende loket op het gemeentehuis. Deze beroepsgrond slaagt niet. De bewijslast bij niet-aangetekend verzonden stukken rust op de afzender. Het college heeft ontkend op de desbetreffende brommers betrekking hebbende formulieren te hebben ontvangen. Appellanten hebben geen bewijs geleverd dat zij deze formulieren bij het loket hebben overgelegd.
4.3.
Appellanten hebben voorts aangevoerd dat het college een ondeugdelijk archiveringssysteem heeft en dat het college niet heeft aangegeven op welke wijze ingediende mutatieformulieren worden geregistreerd en gearchiveerd. Deze beroepsgrond slaagt evenmin. Het college heeft toegelicht dat ingeleverde documenten worden voorzien van een datumstempel en digitaal worden bewaard. Bovendien heeft appellant op het gemeentehuis inzage gehad in zijn dossier en heeft hij kunnen controleren of de desbetreffende formulieren in het dossier zaten.
4.4.
Appellanten hebben ten slotte aangevoerd dat door een loketmedewerkster is aangegeven dat het persoonlijk inleveren van mutatieformulieren niet op prijs werd gesteld en dat appellanten hierover een klacht bij de gemeente hebben ingediend. Deze beroepsgrond faalt, reeds omdat het college geen schriftelijke klacht heeft ontvangen en dan ook niet heeft kunnen onderzoeken of de klacht gegrond was.
4.5.
Uit 4.2 en 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.H. Bel, in tegenwoordigheid van P.C. de Wit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 september 2015.
(getekend) W.H. Bel
(getekend) P.C. de Wit
HD