ECLI:NL:CRVB:2015:3031
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- W.H. Bel
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting en schadevergoeding voor overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die sinds 18 juni 2002 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had zijn bijstand zien intrekken en terugvorderen door het college van burgemeester en wethouders van Den Helder. Dit gebeurde naar aanleiding van een anonieme fraudemelding dat appellant werkzaam zou zijn in de autohandel. Het college stelde vast dat appellant geen administratie of boekhouding bijhield van zijn autotransacties en dat hij zijn inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad oordeelde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen, omdat niet kon worden vastgesteld of appellant recht had op bijstand in de maanden waarin transacties hadden plaatsgevonden.
Appellant voerde aan dat hij niet op de hoogte was van zijn inlichtingenverplichting en dat hij analfabeet was, maar de Raad oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat was om zijn verplichtingen na te komen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure aanleiding gaf tot schadevergoeding. Appellant kreeg een schadevergoeding van € 500,- toegewezen, ten laste van de Staat der Nederlanden, voor de overschrijding van de redelijke termijn in de rechterlijke fase van de procedure.