ECLI:NL:CRVB:2015:3125
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling na tussenuitspraak en nieuwe beslissing op bezwaar in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een geschil tussen een appellante uit Duitsland en het Zorginstituut Nederland, dat als rechtsopvolger van het College voor zorgverzekeringen optreedt. De Raad heeft eerder op 17 april 2015 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat het Zorginstituut onzorgvuldig had gehandeld door geen gebruik te maken van zijn bevoegdheid onder artikel 25, zevende lid, van Verordening (EG) nr. 987/2009. Dit leidde tot een nieuwe beslissing op bezwaar door het Zorginstituut op 31 juli 2015, waarin het bezwaar van appellante gegrond werd verklaard en een vergoeding van € 370,02 werd toegekend, waarvan al een deel was betaald.
Appellante heeft haar zienswijze gegeven op het nieuwe besluit en verzocht om vergoeding van reiskosten en griffierecht. De Raad heeft overwogen dat het nieuwe besluit volledig tegemoetkomt aan de bezwaren van appellante, waardoor dit besluit niet in de beoordeling in hoger beroep wordt betrokken. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, zij het op andere gronden, en veroordeelt het Zorginstituut tot vergoeding van de proceskosten van appellante in hoger beroep, inclusief reiskosten en griffierecht. De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in aanwezigheid van griffier M.D.F. de Moor, en is openbaar uitgesproken op 4 september 2015.