Uitspraak
.Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Brouwer. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die tussen 2006 en 2010 als zelfstandige werkte, had in 2011 een bedrag van € 20.232,- aangewend voor een koopsompolis bij Aegon, terwijl hij op dat moment al in financiële problemen verkeerde. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellant een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid had betoond door te snel in te teren op zijn vermogen en dat het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn bevoegd was om bijstand toe te kennen in de vorm van een geldlening. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de appellant had kunnen voorzien dat hij in de toekomst een beroep op bijstand zou moeten doen. De Raad stelde vast dat de appellant op 1 november 2011 een bedrag van € 42.742,41 op zijn bankrekeningen had staan en dat het college terecht had geoordeeld dat de koopsompolis niet buiten beschouwing kon worden gelaten bij de vaststelling van het vermogen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.