ECLI:NL:CRVB:2015:3195
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die sinds januari 2011 wegens hartklachten niet meer kon werken. Appellant had in oktober 2012 een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv had vastgesteld dat hij op 7 januari 2013 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het bestreden besluit van het Uwv, dat het bezwaar van appellant ongegrond verklaarde, werd door de rechtbank Noord-Holland in een eerdere uitspraak bevestigd. Appellant stelde dat zijn beperkingen niet goed waren ingeschat en dat de verzekeringsartsen van het Uwv onvoldoende rekening hadden gehouden met zijn medische situatie.
De Raad oordeelde dat appellant niet voldoende objectief-medische gegevens had overgelegd om zijn stellingen te onderbouwen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat de conclusies van deze artsen niet onjuist waren. De Raad bevestigde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende informatie had verzameld en dat de medische beoordeling van appellant adequaat was. De Raad concludeerde dat appellant, ondanks zijn hartklachten en psychische problemen, in staat was om de functies te vervullen die bij de schatting in aanmerking waren genomen.
De Raad wees het verzoek om vergoeding van wettelijke rente af en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische gegevens in het kader van arbeidsongeschiktheid en de rol van verzekeringsartsen in het beoordelingsproces.