ECLI:NL:CRVB:2015:3199
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens termijnoverschrijding in het kader van de AWBZ
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had het beroep van appellant tegen een besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie niet-ontvankelijk verklaard vanwege een termijnoverschrijding. Appellant had op 17 april 2014 een beroepschrift ingediend, terwijl de termijn voor het indienen van beroep eindigde op 16 april 2014. Appellant stelde dat hij het bestreden besluit pas op 13 maart 2014 had ontvangen, en dat hij door slechte postbezorging niet in staat was om tijdig beroep in te stellen. De rechtbank oordeelde echter dat appellant voldoende tijd had om beroep in te stellen en dat zijn termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Raad oordeelde dat de datum van ontvangst van het besluit niet bepalend is voor de aanvang van de beroepstermijn. De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. De Raad bevestigde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroep te laat was ingediend en dat er geen omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De uitspraak van de rechtbank Gelderland werd dan ook bevestigd.
De Raad concludeerde dat de argumenten van appellant niet voldoende onderbouwd waren en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 16 september 2015, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.