ECLI:NL:CRVB:2015:3200
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging toekenning scootmobiel op basis van ongeschiktheid voor veilig gebruik
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die bekend is met mobiliteitsbeperkingen, had in 2003 een scootmobiel in bruikleen gekregen van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. In juni 2013 verzocht zij om een nieuwe scootmobiel, omdat haar huidige exemplaar aan vervanging toe was. Het college heeft echter op 11 juli 2013 besloten de toekenning van de scootmobiel te beëindigen, omdat uit gewenningslessen bleek dat appellante niet in staat was om veilig gebruik te maken van de scootmobiel.
Appellante ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellante aan dat het advies van de MO-zaak onzorgvuldig tot stand was gekomen en dat de snelheidsregelaar van de scootmobiel niet goed was afgesteld. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het college het advies van de MO-zaak aan de afwijzing van de aanvraag om een scootmobiel ten grondslag heeft kunnen leggen. De Raad concludeerde dat appellante niet verkeersveilig is en dat er geen reden is om haar nog meer lessen te geven.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat appellante niet in staat is veilig gebruik te maken van een scootmobiel. De Raad wees erop dat de beëindiging van de verstrekking van de scootmobiel gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden en de bevindingen van de gewenningslessen.