ECLI:NL:CRVB:2015:3200

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 september 2015
Publicatiedatum
22 september 2015
Zaaknummer
14/3614 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging toekenning scootmobiel op basis van ongeschiktheid voor veilig gebruik

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die bekend is met mobiliteitsbeperkingen, had in 2003 een scootmobiel in bruikleen gekregen van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. In juni 2013 verzocht zij om een nieuwe scootmobiel, omdat haar huidige exemplaar aan vervanging toe was. Het college heeft echter op 11 juli 2013 besloten de toekenning van de scootmobiel te beëindigen, omdat uit gewenningslessen bleek dat appellante niet in staat was om veilig gebruik te maken van de scootmobiel.

Appellante ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellante aan dat het advies van de MO-zaak onzorgvuldig tot stand was gekomen en dat de snelheidsregelaar van de scootmobiel niet goed was afgesteld. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het college het advies van de MO-zaak aan de afwijzing van de aanvraag om een scootmobiel ten grondslag heeft kunnen leggen. De Raad concludeerde dat appellante niet verkeersveilig is en dat er geen reden is om haar nog meer lessen te geven.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat appellante niet in staat is veilig gebruik te maken van een scootmobiel. De Raad wees erop dat de beëindiging van de verstrekking van de scootmobiel gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden en de bevindingen van de gewenningslessen.

Uitspraak

14/3614 WMO
Datum uitspraak: 16 september 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
12 mei 2014, 13/5210 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C.E. Kolthof, advocaat, hoger beroep ingesteld. Nadien heeft
mr. Kolthof zich teruggetrokken als gemachtigde.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2015. Appellante is, met bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.C. Smit.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is bij het college bekend met mobiliteitsbeperkingen. Ter compensatie van haar beperkingen heeft het college appellante in 2003 een scootmobiel (in bruikleen) verstrekt.
1.2.
Appellante heeft op 14 juni 2013 het college op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning verzocht om een nieuwe scootmobiel, omdat haar huidige scootmobiel aan vervanging toe is.
1.3.
Bij besluit van 11 juli 2013 heeft het college de toekenning van de scootmobiel beëindigd per 12 juli 2013. Bij dit besluit heeft het college het advies van de MO-zaak van 10 juli 2013 betrokken. Uit de gewenningslessen die door Cordaan zijn gegeven is gebleken dat appellante niet in staat is veilig gebruik te maken van een scootmobiel, zodat deze voorziening voor appellante niet adequaat is.
1.4.
Bij besluit van 2 augustus 2013 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 11 juli 2013 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat het advies van de MO-zaak onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat tijdens de gewenningslessen de snelheidsregelaar van de scootmobiel niet goed stond afgesteld. De lessen hadden moeten worden voortgezet, omdat zij wel degelijk leerbaar is om veilig met een scootmobiel te rijden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het college het advies van de MO-zaak aan de afwijzing van de aanvraag om een scootmobiel ten grondslag heeft kunnen leggen. Niet is gebleken dat het advies onzorgvuldig tot stand is gekomen of dat de conclusie er van onjuist is. Uit het advies blijkt dat appellante met instructie van een ergotherapeut twee gewenningslessen voor het rijden met een scootmobiel heeft gevolgd bij Cordaan.Uit de door Cordaan uitgevoerde lessen blijkt dat appellante niet verkeersveilig is en niet zelf inziet dat zij op dit vlak ernstig tekort schiet. Om uit te sluiten dat een taalbarrière de uitkomst van deze lessen negatief heeft beïnvloed en omdat het afwijzen van de aanvraag afname van de zelfstandigheid met zich brengt, is aan appellante een derde les gegeven in aanwezigheid van haar zoon. Uit het rapport over deze les blijkt dat appellante lichte verbetering op het gebied van anticiperen op het verkeer en aandacht voor borden en verkeersregels. Op basis van deze lessen concludeert de MO-zaak dat appellante niet voldoende leerbaar is en dat er geen reden is haar nog meer lessen te geven. Tegen deze achtergrond kan de beroepsgrond dat de snelheidsregelaar niet goed stond afgesteld geen doel treffen. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat het college op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat appellante niet in staat is veilig gebruik te maken van een scootmobiel, zodat deze voorziening voor haar niet adequaat is en tot beëindiging van de verstrekking van de voorziening kon worden besloten.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van M. Crum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 september 2015.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) M. Crum

HD