ECLI:NL:CRVB:2015:3220

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 september 2015
Publicatiedatum
24 september 2015
Zaaknummer
14/3461 BBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.F. Bandringa
  • P.A.M. Hulsdouw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring hoger beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Het hoger beroep was ingesteld door de appellant, die niet tijdig een beroepschrift had ingediend. De rechtbank had op 2 mei 2014 de uitspraak gedaan, en het beroepschrift was pas op 19 juni 2014 ontvangen, terwijl de termijn voor het indienen van het beroepschrift zes weken bedraagt. De Raad overwoog dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, omdat het pas op 18 juni 2014 ter post was bezorgd, wat na de termijn viel. De appellant voerde aan dat de termijnoverschrijding te maken had met persoonlijke omstandigheden, waaronder de financiële afhandeling van de verkoop van zijn woning en de zorg voor zijn gezin. De Raad oordeelde echter dat deze omstandigheden onvoldoende waren om te concluderen dat de appellant niet in verzuim was geweest. Het risico van een te late indiening van het hoger beroep kwam volledig voor rekening van de appellant. De Raad verklaarde het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zonder verder onderzoek te doen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 september 2015
14/3461 BBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 28 april 2014, 13/3828 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Oss

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 2 mei 2014 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 19 juni 2014 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 18 juni 2014 ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 18 mei 2015 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij brief van 29 mei 2015 geantwoord dat de reden van overschrijding van de beroepstermijn van zes weken heeft te maken met de perikelen rondom de financiële afwerking van de openbare verkoop van zijn privé woning, de chronische vaststelling van
Q-koorts bij zijn echtgenote, begeleiding en zorg van zijn zoon terwijl appellant voor sanering van bestaande crediteuren en betaling van kosten bestemd voor incassotraject Ede vele extra uren heeft gewerkt.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat onvoldoende grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In dat verband wordt overwogen dat in situaties als onderhavige het uitgangspunt geldt dat het risico dat het hoger beroep niet tijdig is ingediend, volledig voor rekening komt van de partij die hoger beroep instelt. Voorts is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat appellant niet in verzuim is geweest. Daarbij wordt aangetekend dat appellant met een beroepschrift op nader aan te voeren gronden termijnoverschrijding had kunnen voorkomen.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 september 2015.
(getekend) J.F. Bandringa
(getekend) P.A.M. Hulsdouw
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

HD