ECLI:NL:CRVB:2015:3240
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- L.H.J. van Haarlem
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering op basis van medische beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die eerder werkzaam was als medewerker bakkerij, heeft zich ziek gemeld met klachten die voortvloeien uit een urineweginfectie en depressiviteit. Het Uwv heeft na medisch onderzoek vastgesteld dat appellante per 23 augustus 2013 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat er geen sprake zou zijn van beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek.
Appellante heeft in bezwaar en beroep aangevoerd dat haar klachten niet goed zijn verwoord en dat haar psychische en fysieke klachten zijn onderschat. Ze heeft verschillende medische stukken overgelegd ter ondersteuning van haar standpunt, waaronder brieven van haar psycholoog en huisarts. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de informatie van de behandelende sector adequaat was meegewogen.
In hoger beroep heeft appellante opnieuw haar psychische klachten naar voren gebracht en gesteld dat de geduide functies haar belastbaarheid overschrijden. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij zij oordeelde dat de medische beoordeling van het Uwv juist was en dat er geen aanleiding was om de belastbaarheid van appellante anders vast te stellen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.