ECLI:NL:CRVB:2015:3354

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 oktober 2015
Publicatiedatum
2 oktober 2015
Zaaknummer
14/3527 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.W.J. Schoor
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die sinds 1992 een WAO-uitkering ontving, had zijn uitkering in 2013 zien herzien door het Uwv naar een lagere klasse. Appellant meldde zich in 2011 arbeidsongeschikt vanwege psychische klachten en verzocht om herziening van zijn uitkering. Het Uwv herzag de uitkering in 2013, wat door appellant werd bestreden. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij werd geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen correct waren weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het onderzoek zorgvuldig was en dat de FML juist was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/3527 WAO
Datum uitspraak: 2 oktober 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 mei 2014, 13/8090 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R. Haze, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2015.
Namens appellant is mr. Haze verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.K. Dekker.

OVERWEGINGEN

1.1.
Aan appellant is met ingang van 3 november 1992 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Deze uitkering is laatstelijk met ingang van
4 augustus 2005 herzien naar de klasse 15 tot 25%.
1.2.
Appellant heeft zich vanuit de situatie dat hij een WAO-uitkering en een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving op 18 juli 2011 arbeidsongeschikt gemeld in verband met psychische klachten.
1.3.
Bij besluit van 26 september 2013 heeft het Uwv appellants WAO-uitkering met ingang van 15 juli 2013 herzien naar de klasse 25 tot 35%.
1.4.
Bij besluit van 29 november 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 26 september 2013 ongegrond verklaard.
2.1.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.2.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Het onderzoek is gebaseerd op anamnese, eigen onderzoek en informatie van de huisarts. Appellant is niet onder behandeling van een specialist. Op kenbare wijze is rekening gehouden met de klachten aan de rechterarm, de rugklachten en de psychische klachten. Er is geen sprake van de situatie van “geen duurzaam benutbare mogelijkheden”. Appellants beperkingen voor het verrichten van arbeid als gevolg van ziekte of gebrek op de datum in geding, 15 juli 2013, heeft een verzekeringsarts van het Uwv vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 juli 2013. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de informatie van de huisarts geen aanleiding gezien ernstiger psychiatrische beperkingen aan te nemen. Appellant heeft in beroep geen medische stukken overgelegd op grond waarvan getwijfeld moet worden aan de juistheid van die FML.
2.3.
Voorts is de rechtbank niet gebleken dat de belasting in de voorgehouden functies de mogelijkheden van appellant overschrijdt, zodat die functies voor hem geschikt zijn. In zijn rapport van van 17 maart 2014 heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat ook de functies van productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180) en machinaal metaalmedewerker (Sbc-code 264122) passend zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding het standpunt van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voor onjuist te houden.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant zijn gronden in bezwaar- en beroep in essentie herhaald. In de FML zijn onvoldoende beperkingen opgenomen. Appellant is niet in staat de geduide functies te vervullen.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. Het oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak.
4.1.
Ter zitting is vast komen te staan dat het hoger beroep uitsluitend betrekking heeft op de juistheid van de medische beperkingen zoals vastgelegd in de FML van 16 juli 2013. De Raad zal zich bij zijn beoordeling daartoe beperken.
4.2.
Terecht en op juiste gronden heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard. Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is verricht en dat de beperkingen niet onjuist zijn weergegeven in de FML. De verzekeringsartsen van het Uwv hebben het dossier bestudeerd. Een verzekeringsarts heeft appellant op het spreekuur gezien. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de hoorzitting bijgewoond en bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling is informatie van de huisarts betrokken. Ook in hoger beroep heeft appellant geen nadere medische informatie overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt dat in de FML zijn beperkingen onjuist zijn vastgelegd.
4.3.
Gelet op overweging 4.2 dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor, in tegenwoordigheid van J.R. van Ravenstein als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2015.
(getekend) C.W.J. Schoor
(getekend) J.R. van Ravenstein

NK