Uitspraak
OVERWEGINGEN
4.1. De te beoordelen periode loopt van 21 maart 2013 tot 12 juni 2013.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, een dakloze, had bijstand aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht, omdat de appellant onvoldoende inlichtingen had verstrekt over zijn woon- en leefsituatie. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet in de nachtopvang verbleef en geen controleerbare informatie kon geven over zijn verblijfplaatsen. Tijdens het onderzoek ter zitting op 4 augustus 2015 was de appellant niet verschenen, maar zijn gemachtigde was aanwezig. Het college werd vertegenwoordigd door E.J.W. Bruinsma.
De Raad heeft geoordeeld dat de appellant niet voldoende feiten en omstandigheden heeft aangetoond die nopen tot inwilliging van zijn aanvraag. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellant niet voldoende inlichtingen had verschaft over zijn feitelijke verblijfplaats(en) gedurende de te beoordelen periode van 21 maart 2013 tot 12 juni 2013. De Raad heeft bevestigd dat de appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden, waardoor het college niet in staat was om het recht op bijstand vast te stellen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.