ECLI:NL:CRVB:2015:338
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- C.H. Rombouts
- Th.C. van Sloten
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en hoofdverblijf op uitkeringsadres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De zaak betreft de bijstandsverlening aan appellant en de vraag of hij zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres. De Raad heeft in een tussenuitspraak van 27 mei 2014 vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders van Delft onvoldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat appellant niet op het uitkeringsadres woonde. Na deze tussenuitspraak heeft het college aanvullend onderzoek verricht, waarbij getuigen zijn gehoord en informatie over waterverbruik is opgevraagd. De Raad heeft de verklaringen van de getuigen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet voldoende specifiek en gedetailleerd waren om het standpunt van het college te ondersteunen. De Raad oordeelde dat de bewijsmiddelen, zowel afzonderlijk als in samenhang, niet toereikend waren om aan te tonen dat appellant in de te beoordelen periode niet zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres. Daarom heeft de Raad het besluit van het college van 15 februari 2012 vernietigd en het besluit van 16 mei 2011 herroepen, waarbij de Raad het college heeft veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.695,-. Tevens is het college verplicht om het griffierecht van € 157,- aan appellant te vergoeden.