ECLI:NL:CRVB:2015:3416
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag met terugwerkende kracht wegens gebrek aan bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant had een aanvraag om aanvullende bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, met de gewenste ingangsdatum van 13 mei 2013. De aanvraag werd echter afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een toekenning met terugwerkende kracht rechtvaardigden. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant zich pas op 23 juni 2013 bij het UWV Werkbedrijf had gemeld voor de aanvraag om bijstand, terwijl hij eerder al op 4 juni 2013 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) had ontvangen. De Raad oordeelde dat de appellant niet tijdig een aanvraag om bijstand had ingediend en dat hij niet had aangetoond dat hij eerder had aangegeven in aanmerking te willen komen voor aanvullende bijstand. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college in overeenstemming met zijn beleid had gehandeld.
De appellant had in hoger beroep herhaald dat er bijzondere omstandigheden waren die een toekenning met terugwerkende kracht rechtvaardigden, maar de Raad vond deze argumenten niet overtuigend. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.