ECLI:NL:CRVB:2015:3482
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ziekengeld en geschiktheid voor arbeid in wisselende diensten
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ziekengelduitkering van appellante, die zich op 26 september 2011 ziek meldde met buik- en darmklachten. Appellante was werkzaam als productiemedewerker levensmiddelen voor 24 uur per week en ontving vanaf 18 oktober 2011 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). De verzekeringsarts heeft appellante per 1 september 2012 hersteld verklaard voor haar arbeid, wat leidde tot de beëindiging van haar ziekengeld. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij door psychische klachten niet in staat is haar arbeid te verrichten, en dat er in haar functie wisselende diensten voorkomen die niet zijn toegestaan volgens haar behandelend arts.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de maatstaf “zijn arbeid” in hoger beroep op juiste wijze is vastgesteld. De Raad concludeert dat er geen duidelijke lichamelijke afwijking is die de klachten van appellante verklaart, en dat er geen strikte contra-indicatie is voor het werk in wisselende diensten. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, maar de Raad vernietigt deze uitspraak en verklaart het beroep gegrond. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit blijven echter in stand, wat betekent dat het Uwv de uitkering van appellante terecht heeft beëindigd. De Raad veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.960,- en bepaalt dat het Uwv de betaalde griffierechten vergoedt.