Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hoorn niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellant ontving vanaf 8 augustus 2012 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college had de bijstand van appellant met 50% verlaagd wegens het niet nakomen van re-integratieverplichtingen. Daarnaast werd de bijstand opgeschort omdat appellant een inkomstenverklaring niet tijdig had ingeleverd. Appellant stelde dat hij het opschortingsbesluit niet had ontvangen en dat het college niet in redelijkheid tot opschorting en intrekking van de bijstand had kunnen overgaan. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college aannemelijk had gemaakt dat het opschortingsbesluit op de juiste wijze was bezorgd. De Raad bevestigde dat appellant verwijtbaar had verzuimd de gevraagde informatie tijdig te verstrekken, waardoor de opschorting en intrekking van de bijstand rechtmatig waren. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaarde, maar verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant.