ECLI:NL:CRVB:2015:3494
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verzwegen inkomsten uit prostitutie
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 1 januari 2012 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme melding dat appellante prostitutiewerkzaamheden verrichtte, heeft de gemeente Amsterdam een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van haar werkzaamheden als prostituee. De gemeente besloot daarom om de bijstand over de periode van 1 april 2012 tot en met 31 december 2012 in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, tot een bedrag van € 10.504,26.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond. De rechtbank oordeelde dat appellante geen administratie had bijgehouden van haar werkzaamheden en dat de door haar overgelegde stukken niet voldoende inzicht gaven in de hoogte van haar verdiensten. Appellante ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, waarbij zij betwistte dat haar verdiensten niet konden worden geschat of berekend aan de hand van een vast bedrag per dagdeel.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de verwijzing van appellante naar eerdere uitspraken niet leidde tot een ander oordeel. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.