Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellanten, die sinds 10 november 2011 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep van appellanten ongegrond verklaarde. De aanleiding voor de intrekking was het niet melden van werkzaamheden door appellante als schoonheidsspecialiste.
De gemeente Sittard-Geleen voerde een heronderzoek uit, waarbij appellanten op 31 mei 2012 werden gehoord en een huisbezoek werd afgelegd. De bevindingen leidden tot de conclusie dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van haar werkzaamheden. Het college vorderde een bedrag van € 8.643,50 terug over de periode waarin appellanten bijstand ontvingen.
De Raad oordeelt dat appellante, die sinds 27 juni 2011 het diploma schoonheidsspecialiste had, haar activiteiten niet als hobbymatig kon bestempelen. De Raad concludeert dat de werkzaamheden van appellante als professioneel en op geld waardeerbaar moeten worden aangemerkt. De schending van de inlichtingenverplichting door appellante leidde tot de intrekking van de bijstand, omdat het college niet kon vaststellen of appellanten recht hadden op bijstand.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2015.