ECLI:NL:CRVB:2015:3565

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
15 oktober 2015
Zaaknummer
14/742 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake rechtmatigheid bijstandsverlening na melding van politie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg, waarbij de rechtbank het beroep van appellanten ongegrond heeft verklaard. Appellanten ontvingen bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor gehuwden. Naar aanleiding van een melding van de politie dat er bij een huiszoeking in hun woning een contant geldbedrag van € 61.000,- was aangetroffen, heeft de sociale recherche van de gemeente Sittard-Geleen een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Appellanten werden verzocht om bewijsstukken van de herkomst van het aangetroffen geld en bankafschriften over te leggen. Omdat zij niet volledig aan dit verzoek voldeden, heeft het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen het recht op bijstand met ingang van 1 november 2012 opgeschort.

Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college, maar het college heeft deze bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat het college terecht heeft gehandeld. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat het besluit van 25 oktober 2012 onbevoegd is genomen, omdat de betrokken sociaal rechercheur ook bij het strafrechtelijk onderzoek betrokken was. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellanten geen bezwaar hebben gemaakt tegen dit besluit, waardoor het in rechte onaantastbaar is geworden. De grond dat het besluit onbevoegd is genomen, kan daarom niet meer in deze procedure worden aangevoerd.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J.F. Bandringa als voorzitter en E.C.R. Schut en J.M.A. van der Kolk-Severijns als leden, in aanwezigheid van griffier R.G. van den Berg. De beslissing is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2015.

Uitspraak

14/742 WWB
Datum uitspraak: 13 oktober 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
14 januari 2014, 13/1296 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] (appellant) en [Appellante] (appellante), beiden te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft J. Klaus hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 september 2015. Appellanten zijn niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F. Jans-Rakers.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten ontvingen bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor gehuwden.
1.2.
Naar aanleiding van een melding van de politie dat bij een huiszoeking in de woning van appellanten een contant geldbedrag van € 61.000,- is aangetroffen, heeft de Unit sociale recherche van de gemeente Sittard-Geleen een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellanten verstrekte bijstand. In dat kader heeft een sociaal rechercheur appellanten bij brief van 25 oktober 2012 verzocht om uiterlijk 1 november 2012 bewijsstukken van de herkomst van het aangetroffen geld en bankafschriften over te leggen. Tevens zijn appellanten er daarbij op gewezen dat hun bijstand, in verband met het rechtmatigheidsonderzoek, is geblokkeerd.
1.3.
Omdat appellanten niet volledig aan dit verzoek hebben voldaan, heeft een sociaal rechercheur namens het college bij besluit van 12 november 2012 (besluit 1) met toepassing van artikel 54, eerste lid, van de WWB het recht op bijstand met ingang van
1 november 2012 opgeschort en appellanten in de gelegenheid gesteld de nog ontbrekende gegevens uiterlijk 22 november 2012 in te leveren. Tevens zijn appellanten erop gewezen dat hun bijstand is geblokkeerd. Bij besluit van 15 november 2012 (besluit 2) heeft een sociaal rechercheur namens het college aan appellanten meegedeeld dat het besluit van 12 november 2012 wordt herzien in die zin dat de opschorting van het recht op bijstand per 1 november 2012 niet wordt gehandhaafd, maar dat de blokkering van de bijstand in stand blijft.
1.4.
Bij besluit van 26 maart 2013 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van appellanten tegen de besluiten 1 en 2 niet-ontvankelijk verklaard. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat de uitkering reeds bij besluit van 25 oktober 2012 is geblokkeerd en tegen dat besluit geen bezwaar is gemaakt. De mededeling in de besluiten 1 en 2 dat de blokkering in stand blijft, is dan ook niet op rechtsgevolg gericht.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellanten tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellanten hebben aangevoerd dat het besluit van 25 oktober 2012 niet bevoegd is genomen, omdat de bij het besluit betrokken sociaal rechercheur ook betrokken was bij het strafrechtelijk onderzoek.
4.2.
Niet in geschil is dat appellanten geen bezwaar hebben gemaakt tegen het besluit van
25 oktober 2012. Dit besluit is dan ook in rechte onaantastbaar geworden. De grond dat het besluit van 25 oktober 2012 onbevoegd is genomen, kan reeds daarom in deze procedure niet aan de orde worden gesteld.
4.3.
Uit 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa als voorzitter en E.C.R. Schut en
J.M.A. van der Kolk-Severijns als leden, in tegenwoordigheid van R.G. van den Berg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2015.
(getekend) J.F. Bandringa
(getekend) R.G. van den Berg

HD