ECLI:NL:CRVB:2015:3565
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- E.C.R. Schut
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake rechtmatigheid bijstandsverlening na melding van politie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg, waarbij de rechtbank het beroep van appellanten ongegrond heeft verklaard. Appellanten ontvingen bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor gehuwden. Naar aanleiding van een melding van de politie dat er bij een huiszoeking in hun woning een contant geldbedrag van € 61.000,- was aangetroffen, heeft de sociale recherche van de gemeente Sittard-Geleen een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Appellanten werden verzocht om bewijsstukken van de herkomst van het aangetroffen geld en bankafschriften over te leggen. Omdat zij niet volledig aan dit verzoek voldeden, heeft het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen het recht op bijstand met ingang van 1 november 2012 opgeschort.
Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college, maar het college heeft deze bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat het college terecht heeft gehandeld. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat het besluit van 25 oktober 2012 onbevoegd is genomen, omdat de betrokken sociaal rechercheur ook bij het strafrechtelijk onderzoek betrokken was. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellanten geen bezwaar hebben gemaakt tegen dit besluit, waardoor het in rechte onaantastbaar is geworden. De grond dat het besluit onbevoegd is genomen, kan daarom niet meer in deze procedure worden aangevoerd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J.F. Bandringa als voorzitter en E.C.R. Schut en J.M.A. van der Kolk-Severijns als leden, in aanwezigheid van griffier R.G. van den Berg. De beslissing is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2015.