ECLI:NL:CRVB:2015:3580
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van aanspraken op Wajong-uitkering voor appellant geboren voor 1 januari 1980
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een Wajong-uitkering aan appellant, geboren voor 1 januari 1980. De appellant had eerder een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en was in hoger beroep gegaan tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem geen uitkering toekende. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar het Uwv had in hoger beroep de eerdere besluiten gehandhaafd met een aangepaste motivering.
De Raad oordeelde dat de beoordeling van de aanspraken van appellant diende plaats te vinden aan de hand van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). De Raad concludeerde dat de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit van het Uwv juist was. De Raad bevestigde dat appellant op zijn 17e verjaardag in staat was om meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen, en dat de beperkingen die in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) waren opgenomen, adequaat waren. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht geen Wajong-uitkering had toegekend aan appellant.
De Raad heeft het beroep van appellant tegen het besluit van 14 januari 2014 ongegrond verklaard en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 980,-. Tevens werd bepaald dat het Uwv het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 118,- aan appellant vergoedt. De uitspraak werd gedaan door P.H. Banda, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier.