ECLI:NL:CRVB:2015:3591
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering wegens onvoldoende bewijs van woonadres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstandsuitkering door de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda. De appellant, die eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, had op 8 februari 2013 bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De aanvraag werd afgewezen omdat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij op het opgegeven adres woonde. Tijdens het onderzoek naar zijn woonsituatie werden er twijfels geuit over de juistheid van zijn verklaringen. De commissie voerde een huisbezoek uit, waarbij de appellant wisselende verklaringen gaf over zijn verblijfplaats en de aanwezige spullen in de woning. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder het beroep van de appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij de inlichtingenplicht niet had geschonden en dat de commissie ten onrechte zijn wisselende verklaringen aan de afwijzing ten grondslag had gelegd. De Raad oordeelde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn woonadres en dat de commissie terecht had geconcludeerd dat de aanvraag om bijstand moest worden afgewezen. De Raad benadrukte dat het aan de aanvrager is om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die tot inwilliging van de aanvraag nopen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door E.C.R. Schut, met J.L. Meijer als griffier.