ECLI:NL:CRVB:2015:3596
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag langdurigheidstoeslag op grond van de WWB
In deze zaak heeft appellante op 9 september 2013 een aanvraag ingediend voor een langdurigheidstoeslag op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) voor het jaar 2013. Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven heeft deze aanvraag op 12 september 2013 afgewezen, en dit besluit is na bezwaar gehandhaafd op 8 april 2014. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellante niet voldeed aan de voorwaarde dat zij gedurende een ononderbroken periode van 60 maanden over een inkomen op het niveau van de voor haar geldende bijstandsnorm had beschikt.
De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat het college bij de beoordeling van haar aanvraag een onjuist normbedrag had gehanteerd. Volgens appellante zou de norm voor een alleenstaande ouder inclusief vakantietoeslag € 1.310,30 moeten zijn, in plaats van € 1.191,18. Appellante stelde dat zij op basis van deze norm wel in aanmerking zou komen voor de langdurigheidstoeslag en dat het college haar persoonlijke situatie niet zorgvuldig had afgewogen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college terecht het inkomen van appellante had beoordeeld. De Raad stelde vast dat het inkomen van appellante in de relevante periode € 1.210,62 bedroeg, wat hoger was dan de toepasselijke bijstandsnorm van € 1.191,18. Hierdoor voldeed appellante niet aan de vereiste voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag. De Raad bevestigde dat het college de norm van 100% van de bijstandsnorm mocht hanteren en dat er geen sprake was van bijzondere omstandigheden die aanleiding gaven om af te wijken van de verordening. Het hoger beroep van appellante werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.