ECLI:NL:CRVB:2015:3621
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering IVA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar IVA-uitkering te weigeren. Appellante, die als mantelzorger werkte, was sinds 18 april 2011 arbeidsongeschikt door rugklachten. Het Uwv had vastgesteld dat zij recht had op een WGA-uitkering, maar appellante meende dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was en recht had op een IVA-uitkering. Het Uwv verklaarde haar bezwaar ongegrond, omdat op de datum in geding, 15 april 2013, niet was aangetoond dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was.
De rechtbank Den Haag had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt, maar het Uwv verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak. De Raad oordeelde dat er geen geschil was over de volledige arbeidsongeschiktheid van appellante, maar dat de vraag was of deze arbeidsongeschiktheid duurzaam was. De Raad verwees naar de Wet WIA, die stelt dat duurzaam betekent dat er een medisch stabiele of verslechterende situatie is.
De Raad concludeerde dat de verzekeringsarts van het Uwv terecht had geoordeeld dat er herstelkansen waren voor appellante, en dat haar situatie niet als duurzaam kon worden gekwalificeerd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar gedaan.