ECLI:NL:CRVB:2015:3811

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 november 2015
Publicatiedatum
3 november 2015
Zaaknummer
14/3510 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
  • J.F. Bandringa
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling bij intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door bestuursorgaan

Op 3 november 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 14/3510 WWB. Deze uitspraak betreft een proceskostenveroordeling in het kader van een hoger beroep dat door appellante, vertegenwoordigd door mr. J.A. van den Berg, was ingesteld tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De zaak is ontstaan na een beslissing op bezwaar van 23 juni 2015, waarbij het college de aan appellante toegekende bescheidenschaalregeling vanaf 1 januari 2013 heeft voortgezet.

Appellante heeft op 28 juni 2015 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. Het college heeft geen verweerschrift ingediend en met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. De Raad heeft vastgesteld dat het hoger beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel aan appellante is tegemoetgekomen.

De Raad heeft vervolgens geoordeeld dat het college in de kosten van appellante moet worden veroordeeld, aangezien appellante kosten heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 980,- voor het beroep en € 490,- voor het hoger beroep, wat leidt tot een totale proceskostenvergoeding van € 1.470. De uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa, in tegenwoordigheid van griffier E.R. Flore, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 3 november 2015
14/3510 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
7 mei 2014, 12/5205, 12/5864 en 13/604 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.A. van den Berg, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij beslissing op bezwaar van 23 juni 2015 heeft het college de aan appellante toegekende bescheidenschaalregeling alsnog vanaf 1 januari 2013 voortgezet.
Bij brief van 28 juni 2015 heeft mr. Van den Berg namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het hoger beroep is ingetrokken omdat met het besluit van 23 juni 2015 geheel aan appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het college te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 980,- in beroep en € 490,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.470.
Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa, in tegenwoordigheid van E.R. Flore als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 november 2015.
(getekend) J.F. Bandringa
(getekend) E.R. Flore

HD