ECLI:NL:CRVB:2015:3828
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor tussenschoolse opvang
In deze zaak heeft appellante op 18 november 2013 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van tussenschoolse opvang voor haar kinderen voor het schooljaar 2013-2014. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft bijzondere bijstand toegekend tot een bedrag van € 80,- per kind voor de periode van 1 september 2013 tot en met 31 december 2013, maar heeft de aanvraag voor de kosten vanaf 1 januari 2014 afgewezen. Het college stelde dat appellante vanaf die datum geen kosten meer had voor tussenschoolse opvang, omdat haar kinderen in de middag in het bijzijn van haar echtgenoot hun lunch gebruiken. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat de kosten voor tussenschoolse opvang zich niet voordoen, omdat appellante vanaf 1 januari 2014 geen gebruik meer maakt van deze opvang. De Raad heeft ook overwogen dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kosten noodzakelijk zijn, en dat de scholierenvergoeding die zij ontvangt, kan worden gebruikt om de kosten van tussenschoolse opvang te dekken. De Raad concludeerde dat appellante geen recht heeft op bijzondere bijstand op basis van artikel 16 van de WWB, omdat zij niet kan worden aangemerkt als iemand die geen recht op bijstand heeft. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.