ECLI:NL:CRVB:2015:389
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Geschiktheid van appellante voor WAO functies en medisch onderzoek door Uwv
In deze zaak staat de geschiktheid van appellante op 1 december 2011 voor ten minste één van de in het kader van de WAO geduide functies ter discussie. De Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven, die het medisch onderzoek door de artsen van het Uwv als zorgvuldig heeft beoordeeld. Appellante, die sinds februari 2002 een uitkering ontving in verband met (vermeende) baarmoederkanker en longklachten, werd per 27 november 2006 geschikt geacht voor verschillende functies. Na een ziekmelding op 1 maart 2011 met klachten van jeuk en vermoeidheid, heeft het Uwv vastgesteld dat appellante per 1 december 2011 geen recht meer had op ziekengeld. Het bezwaar hiertegen werd ongegrond verklaard.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de klachten van appellante adequaat waren meegenomen in de beoordeling. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat het onderzoek onzorgvuldig was, maar de Raad kwam tot de conclusie dat er geen nieuwe medische informatie was overgelegd die de eerdere bevindingen van de artsen van het Uwv zou ondermijnen. De Raad bevestigde dat appellante geschikt was voor de geduide functies en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was geweest.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij het beroep van appellante ongegrond werd verklaard. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan, en dat het hoger beroep niet slaagt.