ECLI:NL:CRVB:2015:391
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- H.J. Dekker
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die sinds 6 juli 2011 als productiemedewerker werkzaam was. Appellant meldde zich ziek op 15 juli 2011 na een ongeval en als gevolg van toegenomen epileptische aanvallen en rugklachten. Na een medisch onderzoek op 28 maart 2012 werd appellant geschikt geacht voor zijn arbeid, waarna het Uwv op 6 juli 2012 besloot de ZW-uitkering per 11 juli 2012 te beëindigen. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond op 28 augustus 2012.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank vond dat de artsen van het Uwv voldoende informatie hadden om te concluderen dat appellant geschikt was voor zijn arbeid. Appellant stelde dat zijn epilepsie in Turkije was gediagnosticeerd, maar deze stelling werd niet onderbouwd met bewijs.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat zijn beperkingen waren onderschat. Het Uwv reageerde met een rapport van een arts bezwaar en beroep, die aangaf dat de ingediende medische gegevens geen aanleiding gaven om het eerdere standpunt te wijzigen. De Raad voor de Rechtspraak onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat er geen onjuiste medische belastbaarheid was vastgesteld door de artsen van het Uwv. Het hoger beroep werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd, zonder veroordeling tot schadevergoeding of proceskosten.