ECLI:NL:CRVB:2015:3921
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bezwaartermijn en bewijslast bij niet-aangetekend verzonden besluit in sociale zekerheidsrecht
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2015, staat de bezwaartermijn centraal in het kader van een niet-aangetekend verzonden besluit. Appellant, die in een daklozenopvang verbleef, had een briefadres op het kantoor van het Werkplein en ontkende de ontvangst van een besluit van 8 april 2014. Het college van burgemeester en wethouders van Purmerend had dit besluit genomen, waarbij appellant bijstand werd toegekend met een ingangsdatum van 26 maart 2014. Appellant maakte bezwaar tegen de ingangsdatum, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de termijn voor het indienen van bezwaar volgens hen was overschreden.
De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, maar in hoger beroep stelde de Centrale Raad van Beroep vast dat het college onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat het besluit op de juiste wijze was bekendgemaakt. De Raad oordeelde dat de bewijslast bij het bestuursorgaan ligt wanneer de geadresseerde ontkent een niet-aangetekend verzonden besluit te hebben ontvangen. De Raad concludeerde dat het college niet had aangetoond dat het besluit op 8 april 2014 daadwerkelijk was bekendgemaakt, waardoor de bezwaartermijn niet was aangevangen. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het college kreeg de opdracht om opnieuw op het bezwaar te beslissen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde verder dat het college in de proceskosten van appellant moest worden veroordeeld, met een totale vergoeding van € 1.470,-. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige bekendmaking van besluiten en de rol van de bewijslast in bestuursrechtelijke procedures.