ECLI:NL:CRVB:2015:3922
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam
In deze zaak heeft appellante op 20 september 2013 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante stelde dat zij moest verhuizen vanwege ernstige ruzies met haar buren. Na afwijzing van haar aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, heeft zij hoger beroep ingesteld. Het college handhaafde de afwijzing met de argumentatie dat appellante had moeten reserveren voor de verhuizing en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van deze regel rechtvaardigden.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond. In hoger beroep voerde appellante aan dat de verhuizing noodzakelijk was om sociale en medische redenen, en dat zij zich niet veilig voelde in haar woning door de burenruzie. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de noodzaak van de verhuizing. De Raad concludeerde dat de kosten van verhuizing en inrichting in principe uit een inkomen op bijstandsniveau moeten worden bestreden, en dat bijzondere bijstand alleen wordt verleend bij bijzondere omstandigheden.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht geen grond zag voor het oordeel dat er sprake was van noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De stelling van appellante dat er een medische noodzaak was voor de verhuizing werd niet onderbouwd met verifieerbare gegevens. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af, zonder veroordeling in de proceskosten.