ECLI:NL:CRVB:2015:3926
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en re-integratieverplichtingen van een bijstandsontvanger met medische klachten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Schagen, waarbij appellante in staat werd geacht om maximaal 30 uur per week loonvormende arbeid te verrichten. Appellante ontving sinds 1 april 2002 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een medische keuring door een Arbo-arts op 30 juli 2013, werd appellante geen ontheffing verleend van de arbeids- en re-integratieverplichtingen. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat zij naast psychische klachten ook andere klachten heeft die niet in de keuring zijn meegenomen. Het college heeft daarop een second opinion aangevraagd bij drs. H.D. Engelen, keuringsarts van KNMG, die op 27 december 2013 advies uitbracht. Dit advies leidde tot een wijziging van de arbeidsverplichtingen van appellante van 30 naar 26 uur per week.
De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging. In hoger beroep stelde appellante dat haar medische beperkingen haar beletten om betaalde arbeid te verrichten en dat het college niet op een deugdelijke medische grondslag heeft gehandeld. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het college zijn besluitvorming mocht baseren op het advies van KNMG, dat aan de eisen van zorgvuldigheid voldeed. De Raad concludeerde dat het onderzoek door de keuringsarts zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen, zoals appellante had verzocht. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.