ECLI:NL:CRVB:2015:3951

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 oktober 2015
Publicatiedatum
11 november 2015
Zaaknummer
14/2335 WIA-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de motivering van beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst na neuropsychologisch onderzoek

In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv behandeld. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid en de bijbehorende Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad oordeelt dat de beperkingen uit het leidend neuropsychologisch onderzoek niet correct zijn overgenomen in de FML, waardoor het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berust. De Raad geeft het Uwv de opdracht om de gebreken in het besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak. De uitspraak is gedaan op 26 oktober 2015, na een zitting op 14 september 2015, waarbij appellante en haar advocaat aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het Uwv. De Raad concludeert dat de verzekeringsartsen de uitkomsten van het neuropsychologisch onderzoek niet adequaat hebben vertaald naar de FML, wat leidt tot onduidelijkheid over de geschiktheid van appellante voor de aangeboden functies. De Raad stelt dat de FML moet worden herzien om de beperkingen van appellante correct weer te geven.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
27 maart 2014, 13/5540 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.E.L.T. Balkema, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2015. Appellante is in persoon verschenen, bijgestaan door haar zoon [naam zoon] en door mr. Balkema. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J. Belder.

OVERWEGINGEN

1.1.
Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 19 februari 2013 vastgesteld dat voor appellante met ingang van 22 maart 2013 recht is ontstaan op een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 43%.
1.2.
Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is bij besluit van 18 juli 2013
(bestreden besluit ) ongegrond verklaard. Daarbij is verwezen naar rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze verricht. Alle naar voren gebrachte klachten, de onderzoeksbevindingen en de in het dossier aanwezige informatie van de behandelende sector zijn op deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. Niet gebleken is dat de verzekeringsartsen van het Uwv aspecten van de gezondheidstoestand van appellante hebben gemist. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat appellante meer beperkt is dan weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 januari 2013. Gelet op de overtuigende wijze waarop de medische belastbaarheid van appellante in hun rapporten is gemotiveerd is de rechtbank van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsartsen en wijst het verzoek om een deskundige te benoemen dan ook af. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat de arbeidsdeskundigen voldoende hebben gemotiveerd dat de belasting in de voorgehouden functies de medische belastbaarheid van appellante niet overschrijdt.
3. In hoger beroep stelt appellante zich op het standpunt dat zij gelet op haar beperkingen, zoals ook blijkt uit de informatie van de behandelende sector, functioneert beneden de normaalwaarden. Ten onrechte is er geen informatie ingewonnen bij Groot Klimmendaal, waar appellante een revalidatieprogramma heeft gevolgd. De FML is niet correct en er is ten onrechte geen urenbeperking aangenomen. Het Uwv heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom appellante toch binnen de bandbreedte van de normaalwaarden functioneert. Verzocht wordt tot het benoemen van een deskundige. Gelet op appellantes beperkingen wordt de geschiktheid van de voorgehouden functies betwist.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Uit de gedingstukken komt naar voren dat bij het vaststellen van de beperkingen voor het door appellante verrichten van arbeid de verzekeringsartsen het rapport van 19 oktober 2011 van het neuropsychologisch onderzoek (NPO) leidend hebben geacht. Er is geen reden het Uwv daarin niet te volgen.
4.2.
Uit het neuropsychologisch onderzoek blijkt onder meer het navolgende.
“(….)
Aandacht en concentratie:op een volgehouden concentratietaak werkt patiënte in een voldoende regelmatig maar zeer traag tempo. Ze werkt hier uitermate nauwkeurig waardoor er nauwelijks fouten worden gemaakt. Het tempo boet hiermee te veel in. Een verdeelde aandachtstaak verloopt op gemiddeld niveau. Een taak die een beroep doet op het directe werkgeheugen, het vermogen om de aandacht over meerdere subtaken te verdelen en snelheid van informatieverwerking, wordt op een zeer laag niveau uitgevoerd.
Geheugenprocessen:Inprenting van verbaal materiaal verloopt op stoornisniveau. Voor leeftijd, geslacht en opleiding wordt er onvoldoende informatie opgeslagen in het geheugen.
(….)”
Deze uitkomsten worden in de FML in de rubriek “1. Persoonlijk functioneren” vertaald als volgt.
“(….)
8. Overige beperkingen in het persoonlijk functioneren
1 beperkt, specifieke overige beperkingen, namelijk….
Toelichting: cognitieve bep. Bij NPO blijkt: vertraagde informatieverwerking, aandacht/concentratie verminderd in de zin dat nauwkeurig werken wel mogelijk is, maar niet in combinatie met hoog tempo, verminderde inprenting verbale informatie, visuele informatie wel volgens norm, niet optimale planningsvaardigheden. Eea leidt tot specifieke voorwaarden in arbeid, zie volgende item.
9. Specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid (is het functioneren in arbeid door de genoemde beperkingen, of het daarop gerichte compensatiegedrag, afhankelijk van specifieke voorwaarden?)
6 ja, de cliënt is aangewezen op een werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen.
Toelichting: geen grote hectiek, niet snel hoeven schakelen tussen verschillende taken, beperkt tav multitasken en conflict. functie-eisen (tempo vs nauwkeurigheid)
7 ja, cliënt is aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken
8 ja, cliënt is aangewezen op werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is
(….)”
4.3.
Het vertalen van “volgehouden concentratietaak … in een … zeer traag tempo” in de beperking “
nauwkeurig werken … niet in … hoog tempo” is onbegrijpelijk, nu het impliceert dat uit het leidend geachte onderzoek zou voortvloeien dat appellante in een normaal tempo voldoende nauwkeurig een taak zou kunnen verrichten die haar aandacht vereist. Dat is evident niet het geval.
Voorts blijkt uit de uitkomsten van het NPO dat inprenting van verbaal materiaal verloopt op stoornisniveau. In de verzekeringsgeneeskundige rapportage is dit vertaald naar “
verminderde inprenting verbale informatie”, zonder dat dit, zoals aangekondigd, in het daarop volgende item tot een specifieke beperking heeft geleid. Ook dit is onbegrijpelijk. Een en ander leidt ertoe dat aan appellante de functie van “Schadecorrespondent” (SBC-code 516080) is voorgehouden, in welke functie zij volgens de functiebeschrijving telefonisch cliënten met
claims te woord zou moeten staan. Hoe zij daartoe medisch geschikt zou kunnen zijn met een verbaal inprentingsvermogen op stoornisniveau is eveneens onbegrijpelijk.
4.4.
De in de vorige overweging gegeven voorbeelden leiden tot de conclusie dat in de FML de beperkingen uit het leidend geachte neuropsychologische onderzoek niet zijn overgenomen. Het bestreden besluit berust daarom niet op een deugdelijke motivering, zodat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.5.
Om te kunnen komen tot een finale beslechting van het geschil ziet de Raad aanleiding om met toepassing van artikel 8:51d van de Awb het Uwv opdracht te geven het in 4.4 bedoelde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Daarbij zullen de uitkomsten van het neuropsychologische onderzoek ook los van de hiervoor gegeven voorbeelden op een herkenbare wijze moeten worden vertaald in voor appellante geldende beperkingen bij het verrichten van arbeid. De Raad zal daartoe een termijn van zes weken stellen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep draagt het Uwv op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak de gebreken in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad in deze uitspraak heeft overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door P.H. Banda, in tegenwoordigheid van K. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2015.
(getekend) P.H. Banda
(getekend) K. de Jong

AP