ECLI:NL:CRVB:2015:4005

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 oktober 2015
Publicatiedatum
13 november 2015
Zaaknummer
13/2979 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Ch. van Voorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde aanvraag Wajong-uitkering met betrekking tot arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 april 2013. De appellant, geboren in 1990, had op 21 augustus 2009 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, welke was afgewezen door het Uwv op 4 februari 2010. De reden voor de afwijzing was dat appellant niet gedurende 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt was geweest en in staat was om ten minste het minimumloon te verdienen. Appellant heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen deze beslissing.

In 2011 heeft appellant het Uwv verzocht om een nieuwe beoordeling, waarbij hij aanvullende medische informatie heeft overgelegd. Het Uwv heeft dit verzoek echter afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een wijziging in de eerdere beslissing rechtvaardigden. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn diagnose van een autistische stoornis leidt tot verdergaande beperkingen dan eerder aangenomen. Het Uwv heeft echter bevestigd dat er geen nieuwe medische feiten zijn die tot een wijziging van de eerdere beoordeling zouden moeten leiden. De Raad heeft geoordeeld dat de herhaalde aanvraag zowel op het verleden als op de periode na de aanvraag betrekking heeft, maar dat er geen toegenomen beperkingen zijn vastgesteld. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

13/2979 WAJONG
Datum uitspraak: 5 oktober 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
23 april 2013, 12/5014 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.C. Frissart-Kallenbach, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het Uwv heeft een vraag van de Raad beantwoord en in dat verband nadere stukken overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2015. Voor appellant is zijn gemachtigde verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.M.J.E. Budel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren [in] 1990, heeft op 21 augustus 2009 een aanvraag om uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) ingediend. Bij deze aanvraag heeft appellant een verslag van een psychologisch onderzoek uit 2007 door het Ambulatorium van de Radboud Universiteit gevoegd. Na een medische en arbeidskundige beoordeling heeft het Uwv bij besluit van 4 februari 2010 geweigerd appellant de gevraagde uitkering toe te kennen omdat appellant vanaf 12 mei 2007 niet 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest en in elk geval in staat was ten minste het minimumloon te verdienen. Appellant heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddel aangewend.
1.2.
Bij brief van 6 december 2011 heeft appellant het Uwv verzocht om een nieuwe beoordeling. Bij deze aanvraag heeft appellant een brief van 29 november 2011 van
dr. C.C. Kan, psychiater, overgelegd. Het Uwv heeft dit verzoek aangemerkt als een verzoek om terug te komen van het besluit van 4 februari 2010. Bij besluit van 9 januari 2012 heeft Uwv besloten niet terug te komen van het besluit van 4 februari 2010, omdat de verzekeringsarts heeft gesteld dat er op basis van de aangeleverde gegevens geen bijstelling van de beschreven belastbaarheid aan de orde is.
1.3.
Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft hierbij gewezen op een reïntegratierapport van de gemeente Groesbeek van 14 maart 2011 en een WSW-indicatie van 3 mei 2011. Het Uwv heeft het besluit van 4 februari 2010 bij beslissing op bezwaar van
6 september 2012 (bestreden besluit) gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard en heeft daartoe geoordeeld dat het medisch onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is geweest. De rechtbank heeft overwogen dat de verzekeringsartsen hebben geconcludeerd dat er sprake is van een ongewijzigd medisch toestandsbeeld.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat hij van mening is dat de diagnose autistische stoornis leidt tot verdergaande beperkingen dan voorafgaand aan de beslissing van 4 februari 2010 door het Uwv is aangenomen.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak. Tevens heeft het Uwv desgevraagd uiteengezet waarom naar zijn mening appellant geen aanspraak kan maken op een toekenning van de gevraagde uitkering met ingang van een latere datum dan zijn achttiende verjaardag.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Zoals de Raad heeft overwogen in zijn uitspraak van 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1, moet een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking worden beoordeeld. Uit de aanvraag van appellant van 6 december 2011 valt af te leiden dat de herhaalde aanvraag voor een uitkering op grond van de Wajong zowel ziet op het verleden als op de periode na de aanvraag. Appellant heeft gesteld thans behoefte te hebben aan ondersteuning om betaald werk te verkrijgen.
4.2.
In de uitspraak van 14 januari 2015 is overwogen dat een bestuursorgaan bevoegd is om, na een eerdere afwijzing, een herhaalde aanvraag inhoudelijk te behandelen en daarbij het oorspronkelijke besluit in volle omvang te heroverwegen. Indien na een eerder afwijzend besluit een besluit van dezelfde strekking wordt genomen, kan door het instellen van beroep tegen dat laatste besluit in beginsel niet worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst als ware het een eerste afwijzing. Voorts is het aan appellant om nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aan te dragen. Ter zitting heeft het Uwv erkend dat voormelde diagnose een nieuw feit is. De Raad laat dit in het midden en stelt vast dat hier geen sprake is van toegenomen beperkingen. De klachten van appellant zijn in 2008 door de verzekeringsarts beoordeeld en hierbij zijn ook beperkingen vastgesteld. Niet de diagnose, maar de in aanmerking genomen beperkingen zijn bepalend voor de mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wajong. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van
31 augustus 2012 gemotiveerd en inzichtelijk besproken dat er geen nieuwe medische feiten of ontwikkelingen bekend zijn geworden die tot een wijziging in de aan het besluit van
4 februari 2010 ten grondslag liggende Functionele Mogelijkhedenlijst van 15 december 2009 aanleiding geven.
4.3.
Voor zover de aanvraag van appellant zou moeten worden opgevat als een herzieningsverzoek voor de periode na de aanvraag, heeft het Uwv bij brief van 29 mei 2015 terecht verwezen naar voormeld verzekeringsgeneeskundig rapport van 31 augustus 2012. De door appellant uiterlijk in de bezwaarfase ingezonden informatie bevat geen gegevens die kunnen bijdragen aan het oordeel van de bestuursrechter dat het besluit van 4 februari 2010, waarvan herziening is gevraagd, niet kan worden gehandhaafd voor zover het gaat om eventuele aanspraken vanaf de datum waarop de herhaalde aanvraag is ingediend. Gelet op hetgeen hierboven is besproken is een oordeel van een deskundige niet onontbeerlijk.
4.4.
Uit 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd, het verzoek om schadevergoeding moet worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van
P. Uijtdewillegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
5 oktober 2015.
(getekend) Ch. van Voorst
(getekend) P. Uijtdewillegen

AP