ECLI:NL:CRVB:2015:4012
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Toekenning WGA-uitkering en geschiktheid functies na verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die zich op 4 mei 2011 ziek meldde wegens lichamelijke en psychische klachten gerelateerd aan prostaatkanker, had een WGA-uitkering aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant recht had op deze uitkering, maar zijn bezwaar tegen het besluit werd ongegrond verklaard na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek.
De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet onzorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. Appellant voerde in hoger beroep aan dat de verzekeringsartsen onvoldoende beperkingen hadden opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek om een onafhankelijke deskundige had afgewezen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om de conclusies van de verzekeringsartsen voor onjuist te houden. De Raad concludeerde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant, en dat er geen noodzaak was voor een urenbeperking. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.