ECLI:NL:CRVB:2015:4091

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 november 2015
Publicatiedatum
18 november 2015
Zaaknummer
15/6061 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor energiekosten op basis van Nibud-normen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de eindafrekening van zijn energiekosten over een bepaalde periode. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had deze aanvraag afgewezen, omdat de energiekosten van de appellant niet boven de geldende Nibud-norm uitkwamen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft de Raad de argumenten van de appellant beoordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen aantoonbare meerkosten had en dat de energiekosten die hij maandelijks betaalde lager waren dan de Nibud-norm voor een eenpersoonshuishouden. De Raad heeft ook overwogen dat het college voldoende maatwerk had geleverd door de situatie van de appellant aan de Nibud-normen te toetsen. Er waren geen bijzondere omstandigheden die een afwijking van deze normen rechtvaardigden.

De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De beslissing is openbaar uitgesproken en er zijn geen proceskosten toegewezen.

Uitspraak

15/6061 WWB
Datum uitspraak: 3 november 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
24 juli 2015, 14/7555 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J. Sietsma, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2015. Namens appellant is mr. Sietsma verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
drs. H. van Golberdinge.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontving ten tijde hier van belang bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande. Daarnaast ontving hij op grond van de Aanvullende tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten (Atcg) voor onder andere meerkosten van energie een vergoeding van € 20,- per maand. Appellant bewoont een tussenwoning.
1.2.
Appellant heeft op 28 mei 2014 een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor de eindafrekening van energie over de periode van 3 januari 2013 tot en met 5 maart 2014 voor een bedrag van € 600,29.
1.3.
Bij besluit van 7 juli 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 9 oktober 2014 (bestreden besluit), heeft het college deze aanvraag afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat de energiekosten van appellant niet boven de daarvoor geldende maandelijkse norm van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) komt en dat appellant dit zelf uit zijn bijstand dient te voldoen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen deze uitspraak gekeerd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de WWB heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
4.2.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van 26 juni 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW9868) behoren stookkosten tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten die - behoudens bijzondere omstandigheden - uit de toepasselijke bijstandsnorm dienen te worden voldaan. Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat in het individuele geval de bijstandsnorm niet volledig toereikend is ter voorziening in bepaalde noodzakelijke kosten.
4.3.
Appellant voert aan dat volgens paragraaf 9.4.5.2.6 van de beleidsvoorschriften Werk en Inkomen (beleidsvoorschriften) het college bijzondere bijstand voor energiekosten dient te verlenen, indien chronisch zieken meer kosten maken dan waar de Atcg-tegemoetkoming in voorziet. Deze beroepsgrond slaagt niet. Op grond van de beleidsvoorschriften kan er aan chronisch zieken en gehandicapten op individuele basis bijzondere bijstand voor energiekosten worden verleend, indien de reeds verstrekte vergoedingen ontoereikend zijn. Het college toetst hierbij aan de hand van de normen die het Nibud voor algemeen gebruikelijke uitgaven hanteert. Tussen partijen is niet in geschil dat het bedrag dat appellant maandelijks aan energiekosten betaalde lager is dan het bedrag aan energiekosten volgens de Nibud-norm voor 2013, gebaseerd op een eenpersoonshuishouden in een tussenwoning. Nu appellant geen aantoonbare meerkosten heeft, behoren de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze moeten daarom worden voldaan uit het eigen inkomen of vermogen.
4.4.
Appellant voert voorts aan dat het college heeft nagelaten maatwerk te leveren. Deze beroepsgrond slaagt niet. Door de situatie van appellant aan de Nibud-normen te toetsen heeft het college voldoende maatwerk geleverd. Het college heeft hiermee gehandeld in overeenstemming met de beleidsvoorschriften. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden om daarvan af te wijken.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak moeten worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van C.M. Fleuren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 november 2015.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) C.M. Fleuren

HD