ECLI:NL:CRVB:2015:4092

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 november 2015
Publicatiedatum
18 november 2015
Zaaknummer
14/5851 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor energiekosten op basis van Nibud-normen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor energiekosten. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had deze aanvraag afgewezen, omdat de energiekosten volgens hen tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en uit het eigen inkomen of vermogen moeten worden betaald.

De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij recht heeft op bijzondere bijstand, omdat hij meer kosten maakt dan de tegemoetkoming die hij ontvangt op basis van de Aanvullende tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten (Atcg). De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant geen aantoonbare meerkosten heeft en dat zijn energiekosten lager zijn dan de Nibud-norm voor een eenpersoonshuishouden.

De Raad heeft vastgesteld dat het college voldoende maatwerk heeft geleverd door de situatie van appellant te toetsen aan de Nibud-normen. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die zouden rechtvaardigen dat van deze normen afgeweken zou moeten worden. Daarom heeft de Raad het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De proceskosten zijn niet toegewezen, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

14/5851 WWB
Datum uitspraak: 3 november 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
11 september 2014, 14/3323 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. T. de Heer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 21 september 2015 heeft mr. J. Sietsma, advocaat, zich als opvolgende gemachtigde gesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2015. Namens appellant is mr. Sietsma verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
drs. H. van Golberdinge.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontving ten tijde hier van belang bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande. Daarnaast ontving hij op grond van de Aanvullende tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten (Atcg) voor onder andere meerkosten van energie een vergoeding van € 20,- per maand. Appellant bewoont een tussenwoning.
1.2.
Appellant heeft op 21 januari 2014 een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor een tegemoetkoming in de termijnbedragen van zijn energiekosten.
1.3.
Bij besluit van 11 maart 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 15 mei 2014 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen op de grond dat de kosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en daarom moeten worden betaald uit het eigen inkomen of vermogen.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen deze uitspraak gekeerd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de WWB heeft een alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
4.2.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van 26 juni 2012, , ECLI:NL:CRVB:2012:BW9868) behoren stookkosten tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten die - behoudens bijzondere omstandigheden - uit de toepasselijke bijstandsnorm dienen te worden voldaan. Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat in het individuele geval de bijstandsnorm niet volledig toereikend is ter voorziening in bepaalde noodzakelijke kosten.
4.3.
Appellant voert aan dat volgens paragraaf 9.4.5.2.6 van de beleidsvoorschriften Werk en Inkomen (beleidsvoorschriften) het college bijzondere bijstand voor energiekosten dient te verlenen indien chronisch zieken meer kosten maken dan waar de Atcg-tegemoetkoming in voorziet. Deze beroepsgrond slaagt niet. Op grond van de beleidsvoorschriften kan er aan chronisch zieken en gehandicapten op individuele basis bijzondere bijstand voor energiekosten worden verleend indien de reeds verstrekte vergoedingen ontoereikend zijn. Het college toetst hierbij aan de hand van de normen die het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) voor algemeen gebruikelijke uitgaven hanteert. Tussen partijen is niet in geschil dat het bedrag dat appellant maandelijks aan energiekosten betaalde (te weten
€ 100,- per maand in 2013 en € 105,- in 2014) lager is dan het bedrag aan energiekosten volgens de Nibud-norm voor 2013, gebaseerd op een eenpersoonshuishouden in een tussenwoning (te weten € 122,-). Nu appellant geen aantoonbare meerkosten heeft aan energie, behoren de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze moeten daarom worden voldaan uit het eigen inkomen of vermogen.
4.4.
Appellant voert voorts aan dat het college heeft nagelaten maatwerk te leveren. Deze beroepsgrond slaagt niet. Door de situatie van appellant te toetsen aan de Nibud-normen heeft het college voldoende maatwerk geleverd. Het college heeft hiermee gehandeld in overeenstemming met de beleidsvoorschriften. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden om daarvan af te wijken.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak moeten worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van C.M. Fleuren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 november 2015.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) C.M. Fleuren

HD