ECLI:NL:CRVB:2015:4114
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op uitkering op grond van de Wet WIA en geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar geen recht op een uitkering op grond van de Wet WIA toekende, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep ging.
De Raad heeft de processtukken en het verhandelde ter zitting op 25 september 2015 in overweging genomen. Appellante voerde aan dat haar beperkingen waren onderschat en dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar kans op terugval. Het Uwv daarentegen verzocht om de uitspraak van de rechtbank te bevestigen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek had plaatsgevonden. De Raad bevestigde dat de geselecteerde functies voor appellante geschikt waren, ondanks signaleringen in het Resultaat functiebeoordeling. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak werd gedaan door Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van M. Crum als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 6 november 2015.