ECLI:NL:CRVB:2015:4178
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M. Hillen
- J.F. Bandringa
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na opschorting en de bewijsvoering omtrent ontvangst van besluiten
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) na een opschorting. Appellant ontving bijstand en kreeg op 10 januari 2013 een verzoek van het college om een hercontroleformulier in te vullen en terug te sturen. Het college heeft op 24 januari 2013 het recht op bijstand van appellant opgeschort, omdat hij het formulier niet had ingediend. Vervolgens heeft het college op 7 februari 2013 de bijstand van appellant ingetrokken, omdat hij het verzuim niet had hersteld binnen de gestelde termijn. Appellant heeft hiertegen beroep aangetekend, maar de rechtbank Limburg verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij het opschortingsbesluit nooit heeft ontvangen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat het opschortingsbesluit is verzonden. De Raad stelt dat het bestuursorgaan moet bewijzen dat een besluit op het juiste adres is ontvangen, vooral als het niet aangetekend is verzonden. Het college heeft niet kunnen aantonen dat het besluit correct is verzonden, wat betekent dat appellant niet kan worden verweten dat hij het hercontroleformulier niet tijdig heeft ingediend.
De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep gegrond. Het besluit van 7 februari 2013 wordt herroepen, en het college moet appellant alsnog bijstand betalen voor de periode van 1 januari 2013 tot 21 juni 2013. Daarnaast wordt het college veroordeeld tot vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente en proceskosten van in totaal € 1.960,-. De uitspraak is openbaar gedaan op 24 november 2015.