ECLI:NL:CRVB:2015:423
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M. Hillen
- J.F. Bandringa
- C.H. Rombouts
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstand en terugvordering van ten onrechte verstrekte bijstand
In deze zaak gaat het om de herziening van bijstand en de terugvordering van ten onrechte verstrekte bijstand aan appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen twee eerdere uitspraken van de rechtbank Limburg. Appellant ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande en later met zijn echtgenote. Het college van burgemeester en wethouders van Heerlen heeft de bijstand herzien over de periode van 1 april 2011 tot en met 30 november 2011, omdat er kasstortingen op de gezamenlijke bankrekening van appellant en zijn echtgenote waren gedaan, waarvan de herkomst onduidelijk was. Appellant stelde dat deze stortingen afkomstig waren van zijn bijstandsuitkering, toeslagen, bijdragen van zijn zonen en de verkoop van goederen. De Raad oordeelde dat appellant onvoldoende bewijs had geleverd voor de herkomst van de stortingen en dat het college deze terecht als inkomen had aangemerkt. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. In hoger beroep heeft de Raad de herziening van de bijstand bevestigd, maar de opgelegde maatregel vernietigd, waardoor appellant recht heeft op nabetaling. De Raad heeft ook geoordeeld dat de terugvordering van de ten onrechte verstrekte bijstand in stand blijft, omdat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De proceskosten zijn voor het college, en appellant heeft recht op wettelijke rente over het te vergoeden bedrag.