ECLI:NL:CRVB:2015:4239
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.V. Huisman, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Het Uwv had vastgesteld dat de appellant per 6 juli 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de conclusie dat hij geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Het bezwaar van de appellant tegen dit besluit werd ongegrond verklaard door het Uwv.
De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag was gebaseerd. De rechtbank vond de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde beperkingen voldoende inzichtelijk en zag geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze vaststellingen. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn argumenten dat zijn beperkingen waren onderschat en dat de voorgehouden functies niet passend waren.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de gronden van het hoger beroep een herhaling waren van eerdere argumenten en onderschreef de overwegingen van de rechtbank. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling door de verzekeringsarts en dat de appellant in staat was om de voorgehouden functies te vervullen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep geen doel trof. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.