ECLI:NL:CRVB:2015:4289
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-loonaanvullingsuitkering en procesbelang
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot haar recht op een WGA-loonaanvullingsuitkering. Appellante, die zich op 17 februari 2009 ziek meldde vanwege diverse klachten, heeft in het hoger beroep beoogd te bereiken dat zij met ingang van 18 mei 2013 recht heeft op deze uitkering. Het Uwv had eerder vastgesteld dat appellante met ingang van deze datum recht heeft op een WGA-loonaanvullingsuitkering, maar het hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het Uwv met het besluit van 12 juni 2015 volledig tegemoet was gekomen aan de wensen van appellante.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen procesbelang meer was voor appellante, aangezien het Uwv haar verzoek had ingewilligd. De Raad benadrukte dat voor het aannemen van voldoende procesbelang niet alleen een formeel of principieel belang voldoende is, maar dat het resultaat dat de indiener nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt. De uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard, werd bevestigd.
De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 2.450,-. Tevens werd bepaald dat het Uwv het griffierecht van in totaal € 160,- aan appellante dient te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 23 november 2015.