ECLI:NL:CRVB:2015:4290
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- M. Hillen
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandsuitkering in verband met alimentatiebetalingen
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het college van burgemeester en wethouders van Heerlen aan appellante, die van 16 juni 2001 tot 25 maart 2009 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De terugvordering is gebaseerd op de stelling dat appellante recht had op alimentatie van haar gewezen echtgenoot, die zij niet had opgegeven bij de aanvraag van bijstand. Het college heeft op 16 juli 2013 een bedrag van € 4.069,82 netto teruggevorderd, wat later werd aangepast naar € 3.370,-. Appellante heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank Limburg heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en het terug te vorderen bedrag vastgesteld op € 2.967,30. Appellante ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad oordeelt dat appellante ten tijde van de bijstandsverlening aanspraak had op alimentatie van haar ex-echtgenoot, en dat het college terecht heeft vastgesteld dat appellante over deze alimentatie beschikte. De Raad wijst erop dat alimentatiebetalingen als inkomsten worden aangemerkt volgens de WWB. De Raad concludeert dat het college bevoegd was om de kosten van bijstand terug te vorderen, omdat de alimentatiebetalingen betrekking hadden op de periode waarin appellante bijstand ontving.
De Raad heeft ook de argumenten van appellante overwogen, waaronder haar stelling dat zij nooit alimentatie heeft ontvangen en dat de terugvordering haar in ernstige psychische problemen heeft gebracht. De Raad oordeelt dat appellante deze stellingen niet voldoende heeft onderbouwd met objectieve medische gegevens. Uiteindelijk bevestigt de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van appellante wordt afgewezen. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.