In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar met ingang van 20 mei 2011 geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toekent. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellante gegrond verklaarde, maar het verzoek om schadevergoeding afwees. De Raad oordeelt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke deskundige kan volgen als de motivering overtuigend is. In dit geval heeft de deskundige, psychiater D. Scheepens, op basis van dossieronderzoek en eigen onderzoek geconcludeerd dat appellante op 20 mei 2011 niet in staat was om te werken door een combinatie van psychische klachten. De Raad oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de belastbaarheid van appellante op die datum correct heeft vastgesteld en dat er geen aanleiding is om de FML van 19 september 2011 voor onjuist te houden. De Raad wijst het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn toe, omdat de termijn met bijna vijf maanden is overschreden. De Staat der Nederlanden wordt veroordeeld tot betaling van € 500,- aan appellante.